Nieuws!

Geen Passende Zorg zonder verbinding met organisaties uit het zorgwerkveld.

Tijdelijke adviesopdracht van ZIN-medewerkers bij organisaties uit zorgwerkveld leidt tot nieuwe contacten en belangrijke inzichten

Dertien medewerkers van Zorginstituut Nederland (ZIN) deden onlangs mee aan het programma Peer to Peer Advies (P2P-Advies). In dit programma maakten zij kennis met een organisatie in het zorgwerkveld, verdiepten zij zich in één van hun vraagstukken om uiteindelijk een advies aan die organisatie uit te brengen. Maar waarom dit programma en waarom zou je eraan meedoen? Antwoord op deze en vele andere vragen lees je in dit artikel. Eén van de deelnemers: ‘Ik heb een bredere kijk gekregen op de zorg. Bovendien zie ik het nu meer in de context van de samenleving.’

Naar buiten!
Om de kwaliteit, toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de verzekerde zorg in de toekomst overeind te houden, moet ZIN keuzes maken welke zorg wel en welke zorg niet verzekerd wordt. Dit vraagt om maatschappelijke oriëntatie, samenwerking met andere partijen in de zorg en werken aan de herkenbaarheid van ZIN. Specifiek voor het gedrag van medewerkers betekent dit: veel naar buiten (externe gerichtheid, red.), netwerken en verbinden (samenwerken, red.). Maar hoe ga je medewerkers hier maximaal in uitdagen?
Sander van de Scheur, coördinator Leren en Ontwikkelen van ZIN: ‘De maatschappij verandert. Als organisatie moeten we meeveranderen. Al langere tijd bestond de wens om meer te gaan doen met ‘leren in de praktijk’.’ ZIN heeft een breed aanbod aan opleidings- en trainingsprogramma’s, toch was er ruimte voor dit nieuwe initiatief. Van de Scheur: ‘ZIN is echt een kennisinstituut. Onze medewerkers zijn expert op hun eigen terrein. Maar om medewerkers een blik naar buiten te gunnen en zo zelf een eigen bijdrage te leveren aan de externe focus die nodig is, startten we met het programma P2P- advies. En het spannende daaraan is dat je weinig met je eigen expertise kunt. Die moet je even naast je neerleggen. Tijdens het programma P2P- Advies adviseer je samen met een ZIN-collega waarmee je normaal weinig of niet samenwerkt, een organisatie in het zorgwerkveld over een onderwerp waar je je niet dagelijks mee bezighoudt. Deelnemers worden daarmee ‘losgemaakt’ van hun belangrijkste zekerheden: hun expertise, interne netwerk en status. En dat kan je een beetje onzeker maken. ‘Doen’ is cruciaal in dit nieuwe programma. Daar begint het echte leren in de praktijk.’

Sander van de Scheur over rol ZIN bij Passende Zorg: ‘In ieder geval niet vanuit een ivoren toren gaan orakelen over hoe je dat het beste kunt vormgeven.’


Jouw bijdrage aan Passende Zorg
De prioriteit die aan ‘de juiste zorg op de juiste plek’ wordt gegeven, is een belangrijke drijfveer voor de meer externe focus van het Zorginstituut. De Raad van Bestuur van ZIN maakt zich immers hard voor Passende Zorg in het regeerakkoord. Maar wist tegelijkertijd dat dat iets zou vragen van de medewerkers: een stap naar voren, meer samenwerken. ‘In ieder geval niet vanuit een ivoren toren gaan orakelen over hoe je dat het beste kunt vormgeven,’ aldus Sander van de Scheur. ‘Doordat je een concreet advies gaat uitbrengen aan een organisatie in het zorgwerkveld en moet optrekken met een collega met wie je normaal niet samenwerkt, moet je wel terugvallen op vaardigheden als samenwerken en creativiteit. Dat advies wordt overigens serieus opgevolgd door de organisatie waar je dat advies aan geeft. Het is niet een gefingeerd iets. Dat vraagt dus afstemming en contact met je opdrachtgever. En, helemaal spannend voor juist onze medewerkers: geen uitvoerige rapporten. Maar een kort advies op maat. Samenwerken, netwerken, creativiteit, eigenaarschap, resultaatgerichtheid: het komt allemaal terug in dit programma.’ Is dit programma dan de oplossing voor het Passende Zorg vraagstuk? Van de Scheur: ‘Nee, dat niet. Dat kan ook niet. Maar je ontwikkelt als individuele medewerker wel vaardigheden die nodig zijn om samen met je collega’s en het zorgveld dit vraagstuk aan te gaan. Zie het als jouw unieke bijdrage aan Passende Zorg.’


De eerste indruk, beelden worden bijgesteld
De adviesopdrachten verschilden. In totaal waren het er zes. Zo ging een duo ZIN-medewerkers aanbieder Aafje adviseren hoe wijkteams nieuwe zorgtechnologieën kunnen inzetten in hun werk. Weer een ander tweetal adviseerde Overvecht Gezond hoe de samenwerking met de basisteams kan verbeteren zodat bewoners met niet-medische klachten sneller geholpen kunnen worden. Naast de adviesopdracht werden de deelnemers aan P2P-advies ondersteund door middel van intervisie en workshops. Laten we eens gaan kijken naar de eerste indruk. Hoe was die?
Medisch adviseur Margo Hoefsloot ging voor haar adviesopdracht naar gezondheidscentrum De Rubenshoek. De opdracht die ze kreeg was helemaal nieuw voor haar. De omgeving waarbinnen ze die opdracht echter ging doen, kende ze goed: ‘Omdat ik als huisarts gewerkt heb in een gezondheidscentrum had ik vanuit mijn eigen ervaring al een goed beeld van een gezondheidscentrum.’ Adviesmedewerker Vera Heijnert ging ook naar De Rubenshoek, maar had een hele andere ervaring: ‘Op voorhand had ik weinig beeld van hoe een gezondheidscentrum werkt. Als patiënt ben ik wel bij gezondheidscentra geweest, maar dan krijg je alleen flarden mee.’ Ook adviesmedewerker Mary van der Linde, kende haar opdrachtgever IJselland Ziekenhuis vooral als zorggebruiker en niet als expert: ‘Voor mij is een ziekenhuis een medische instelling. Je komt er voor zorg.’
Na de kennismaking begonnen de eerste gesprekken met de opdrachtgever. Daarin werd hen het vuur aan de schenen gelegd om zoveel mogelijk informatie in te winnen voor het advies. Maar er gebeurde er nog iets anders. Er was sprake van echt contact en wederzijdse interesse, er ontstond vertrouwen. Medisch adviseur Tjitske Vreugdenhil deed haar adviesopdracht bij GGZ Noord-Holland Noord: ‘Ik had niet door dat grote GGZ-zorgaanbieders ver vooruitdenken, zich voorbereiden op de toekomst en daarbij echt rekening houden met de arbeidsmarktproblematiek. Ik dacht ook dat bestuurders van dit soort organisaties niet zo bevlogen zouden zijn. Maar ik kreeg al snel door dat ze echt een visie hebben op de zorg die ze willen leveren. Eén die verdergaat dan de visie van de beroepsverenigingen.’ Ook Kathelijne Hartkamp, coördinator Kwaliteitsgegevens, verbaasde zich al snel over de organisatiegraad van haar opdrachtgever Overvecht Gezond: ‘Ik had geen idee dat huisartsenpraktijken op deze wijze georganiseerd waren en ook zo breed overleggen binnen de wijk hebben opgezet.’

Mary van der Linde: over complexiteit zorgdomein: ‘Ik heb nu gezien dat er veel meer achter zit met grote vraagstukken op het gebied van financiering, beleid en personeelsbeleid.’


Adviseren zonder expertise
Zo, de kop is eraf. De eerste gesprekken zijn geweest. Waar medewerkers van ZIN gewend zijn gedegen en uitvoerige rapporten te schrijven over een onderwerp waar ze hun eigen expertise in kwijt kunnen, zullen ze dat later in het programma moeten doen voor een organisatie en over een onderwerp waar ze die expertise niet in hebben. En dan het liefst een kort, bondig en direct uitvoerbaar advies. Hoe pakten zij dat aan? ‘Ik heb de meeste nieuwe inzichten verkregen in het proces tot het gezamenlijk (her)definiëren van de adviesopdracht. De rol die je als adviseur kunt spelen bij het scherp krijgen van de vraag achter de adviesvraag en het schetsen van de aanpak met de beste opbrengst, vond ik heel leerzaam,’ aldus Noor Heim, adviseur methodiekwontwikkeling die een adviesopdracht deed bij Yes We Can Clinics. Medisch adviseur Margo Hoefsloot is het met Noor eens: ‘Het scherp krijgen van de adviesvraag is zeker al de helft van het advies.’ Vera Heijnert had veel plezier in het bevragen van haar opdrachtgever: ‘Het houden van de interviews met alle zorgaanbieders ter plekke vond ik erg leuk.’
Projectleider Mariska Stam deed samen met de eerdergenoemde Tjitske Vreugdenhil een adviesopdracht bij GGZ Noord-Holland Noord: ‘Gaandeweg zijn we steeds dieper op de materie ingegaan en bouwden we aan ons eindproduct. Steek dus voldoende tijd en energie in het doorvragen over de bedoeling van de opdracht.’ Tjitske vult aan: ‘Omdat we niet veel ervaring hadden met de bestuurslaag van een grote GGZ-aanbieder en hun problematiek, hebben we heel goed moeten doorvragen om duidelijk te krijgen wat de vraag was. Dat doe ik anders veel minder. Dit doorvragen, checken en nog een checken helpt echt!’
Hoe meer je je in een organisatie verdiept, hoe scherper het advies wordt. Dat moet zo’n beetje de gedachte zijn geweest bij de deelnemers. Maar meer contact betekent ook dat je andere dingen gaan opvallen. Meer over de mensen die er werken: ‘Jazeker, mij viel vooral de gedrevenheid van de geïnterviewden op. De ‘drive’ voor hun werk en hoe zij ondanks belemmeringen pogingen blijven ondernemen om de beste zorg voor hun patiënt te krijgen,’ aldus Kathelijne Hartkamp. Annemieke van der Waal, secretaris Wetenschappelijke Adviesraad, werkte net als Kathelijne aan een adviesopdracht bij Overvecht Gezond: ‘Ja, en de toewijding en passie waarmee gesproken wordt over het werk.’
Door de intensieve gesprekken werd het een aantal deelnemers ook meer en meer duidelijk hoe complex het zorgdomein is. Dat ondervonden Mary van der Linde en projectleider Albertine van Diepen bij hun opdrachtgever IJsselland Ziekenhuis. Mary: ‘Ik heb nu gezien dat er veel meer achter zit met grote vraagstukken op het gebied van financiering, beleid en personeelsbeleid.’ Albertine: ‘‘Het speelveld is ontzettend groot, binnen en buiten het ziekenhuis. Zorgverleners ervaren dat zij elkaar nodig hebben. Wij hebben gezien dat daaruit allerlei initiatieven voor samenwerking uit voortkomen, op allerlei fronten. Maar ook dat de veranderende organisatie van zorg veel vraagt van iedereen.’



Opdrachtgevers zeer tevreden over advies
‘Zelf volgde ik het programma ondertussen op de voet,’ aldus Sander van de Scheur. ‘Ik was uiteraard erg benieuwd hoe de adviezen uiteindelijk door de opdrachtgevers werden ontvangen. Wat ik daar vooral erg mooi aan vind, is dat onze medewerkers allemaal trots zijn op het advies dat ze hebben uitgebracht aan hun opdrachtgevers. En dat mogen ze ook echt zijn. Diep in de literatuur duiken en volledig willen zijn, gaat niet lukken in de veertig uur die voor de advisering in het programma staat. Ze hebben echt bewezen goed te kunnen adviseren zonder expert te zijn. En dat vind ik niet alleen, maar vooral de opdrachtgevers waar ze het advies aan deden.’ Een mooi resultaat voor het programma waarin duidelijk werd dat action learning niet alleen voor de deelnemers ‘leren in de praktijk’ bleek. Ook voor ZIN zelf schuurde het programma in het begin. Het besloot uiteindelijk zelfs een aantal adviesopdrachten terug te trekken nadat deelnemers zich voor die opdrachten hadden ingeschreven. Van de Scheur: ‘Sommige adviesopdrachten leken best wat raakvlakken te hebben met werkzaamheden van ZIN zelf. Onafhankelijkheid en integriteit bleken te botsen met andere belangrijke thema’s als vertrouwen in de professionaliteit van eigen medewerkers, meer samen willen werken met zorgorganisaties en meer op de hoogte willen zijn over nieuwe zorgontwikkelingen. Uiteindelijk zijn we daar na diverse gesprekken goed uitgekomen.’ 

Welke inzichten deed je op?
Belangrijk dat opdrachtgevers tevreden zijn, maar hoe staat het na het programma met de deelnemers? Deden zij belangrijke inzichten op? Nemen ze nieuwe vaardigheden mee naar hun eigen werk? Noor Heim: ‘Wat ik zeker ga inzetten is het inzicht dat een klant waarschijnlijk vaak van tevoren ook niet precies weet welke opbrengst het meest waardevol zal zijn. Daar kun je als adviseur veel hulp in bieden.’ Margo Hoefsloot: ‘Het concept van Krachtige Basiszorg heb ik gedeeld met mijn collega's uit het eerstelijnsteam. Dat sluit immers heel goed aan bij de visie van Passende Zorg. Dit nemen we ook mee in het PZ signalement voor de GGZ.’
Naast concrete voornemens, vertellen veel deelnemers ook beter zicht te hebben gekregen op de belemmeringen binnen het zorgveld. Kathelijne Hartkamp: ‘Ik zie nu in dat dat er veel mooie projecten worden uitgevoerd, maar dat alles in projectvorm moet worden uitgevoerd omdat structurele financiering bijna niet voorkomt. Hierdoor kunnen goede initiatieven niet verder ontwikkeld of geborgd worden.’ Noor Heim vult aan: ‘Ik heb met eigen ogen gezien hoe een organisatie vol gedreven professionals zorg vormgeeft, denkend vanuit de behoefte van cliënten, maar daarbij wel te maken krijgt met grenzen vanuit regelgeving en financiering.’
Senior adviseur Matthijs van der Linde besluit: ‘Ik heb me de afgelopen maanden gerealiseerd dat de mammoettanker die de Nederlandse gezondheidszorg heet nog tien keer zo groot is als ik dacht. In de afgelopen decennia hebben we een systeem met elkaar gecreëerd waar de beste zorg voor de cliënt niet centraal staat.’  
Heeft het programma je ook geholpen bij een beter begrip wat Passende Zorg inhoudt? Veel deelnemers vinden van wel. Margo Hoefsloot: ‘Omdat ik nu een praktijkvoorbeeld ken, geeft het voor mij een duidelijker beeld van wat dit voor de praktijk betekent en hoe je dit vorm zou kunnen geven.’ Adviseur Risicoverevening Alette Spriensma herkent dit: ‘In mijn dagelijkse werkzaamheden heb ik niet direct met passende zorg te maken. Indirect natuurlijk wel. Deze adviesopdracht laat je daar meer bij stil staan.’ Vera Heijnert: ‘Ik zie steeds meer mogelijkheden voor passende zorg en het wordt een steeds minder vaag begrip. Het klonk voor mij eerst als een utopie maar het begint nu meer tastbare vorm te krijgen.’

Mariska Stam over samenwerkingsinitiatieven: ‘In dit soort trajecten en initiatieven hebben we de mogelijkheid om toelichting te geven en dichterbij te komen. Gesprekken met het werkveld leiden veelal tot nieuwe ontwikkelingen en stappen.’


Samenwerken
De juiste zorg, op de juiste plek. Maar hoe dan? Hoe kijken de deelnemers daar nu naar, na een aantal maanden dit programma te hebben gevolgd? De sleutel zit ‘m voor veel deelnemers in meer samenwerken. En dan op drie niveaus. Ten eerste de samenwerking tussen ZIN en organisaties binnen het zorgdomein, ten tweede de samenwerking tussen organisaties in het zorgwerkveld onderling. En ten derde de samenwerking van ZIN-collega’s met elkaar. Laten we beginnen met de eerste: ZIN met de organisaties in het zorgwerkveld. Alette Spriensma daarover: ’Het is belangrijk is om met externe partijen in gesprek te blijven. Goede communicatie is echt van belang om tot een goede samenwerking te komen.’

Albertine van Diepen: ‘Verandering naar passende zorg kan echt, maar dan ook ECHT, alleen in contact en verbinding met anderen vormgegeven worden. Pak die telefoon! Verbinding maken met andere betrokkenen is de eerste – toch ook moeilijke – stap die heel lang wordt uitgesteld.’


Ook andere deelnemers richten zich op contact. Eén van hen: ‘Meer de menselijke kant van het verhaal onderzoeken. En dat weer meenemen in de gesprekken met organisaties om iets voor elkaar te krijgen dat passend is voor de cliënt.’
Volgens Ron van Asselt ligt de bal voor meer contact met het zorgveld vooral bij ZIN zelf: ‘Het valt mij op hoe slecht het zorgveld op de hoogte is van het Zorginstituut en zijn werkzaamheden. Terwijl het een erg belangrijke organisatie is binnen het zorgveld. Het heeft mij doen realiseren dat het ontzettend belangrijk is om veel meer naar buiten te treden als organisatie, zodat men weet 'waar het Zorginstituut van is' en ons daardoor beter weet te vinden.’
Dan de samenwerking tussen organisaties in het zorgwerkveld onderling. Ron van Asselt: ‘Neem een huisarts. Die moet om Passende Zorg goed te kunnen leveren zijn pappenheimers kennen zowel binnen zijn patiëntenpopulatie als de zorgverleners waarnaar hij kan verwijzen en mee kan samenwerken. Met het verdwijnen van de vaste huisarts en het toenemend aantal waarnemers, verlies je de continuïteit die zo kenmerkend is voor de levensloop-/contextgeneeskunde van de huisarts.’



En ZIN-collega’s met elkaar? Heeft zo’n periode intensief samenwerken met een collega je enthousiast gemaakt voor meer samenwerking met collega’s van ZIN in zijn algemeenheid?
Alette Spriensma: ‘Deze adviesopdracht heeft meer inzicht gegeven over wat speelt op andere afdelingen en in andere teams. Het maakt het makkelijker elkaar te vinden.’ Een andere deelnemerIk weet beter wat mijn collega's doen en ze zijn voor mij ook meer benaderbaar geworden.’ Noor Heim: ‘Je weet elkaar gewoon sneller en beter te vinden als je elkaar al kent.’ Toch zetten een aantal deelnemers vraagtekens bij de duurzaamheid van die nieuwe contacten. Margo Hoefsloot: ‘Ik heb zeker een aantal nieuwe collega's leren kennen. Het zijn niet direct mensen waarmee ik raakvlakken heb qua werk, maar wie weet dat het voor de toekomst wel waardevol is.’ Vera Heijnert: ‘Of ik vaker ga samenwerken? Dat vind ik lastig om te zeggen, want de werkzaamheden liggen ver uit elkaar. Wel zie ik er meerwaarde in om elkaar als sparringpartner te gebruiken. Om even een heel ander zicht op een vraagstuk te krijgen. Ik zou het erg leuk vinden als we dit kunnen organiseren. Vooral omdat we als groep van deelnemers aan dit programma goed zijn in het stellen van kritische vragen. En een compleet andere blik niet schuwen.’ Matthijs van der Linde doet eenzelfde voorstel, maar dan om de gesprekken extern, dus met organisaties in het zorgwerkveld, vaker te voeren: ‘Ik vond het ontzettend fijn om het open gesprek met mensen aan te kunnen gaan. Belangeloos. Over de inhoud. En zien hoe het er in de praktijk echt aan toe gaat. Ik zou graag een dag per kwartaal of per half jaar daaraan willen blijven wijden. Gewoon een dag meelopen bij zo'n organisatie. Ik denk dat dat enorm zou helpen in het dichten van de kloof tussen beleid en praktijk.’
Mariska Stam is het daarvan harte mee eens. Zij redeneert: ‘Als ZIN brengen we rapporten uit en nemen we standpunten in. De afwegingen achter de standpunten zijn lang niet altijd bekend in het brede zorgwerkveld. In dit soort trajecten en initiatieven hebben we de mogelijkheid om toelichting te geven en dichterbij te komen. Gesprekken met het werkveld leiden veelal tot nieuwe ontwikkelingen en stappen.’

Het Zorginstituut Nederland start nog in 2022 met een tweede programma.



Interviews deelnemers Peer to Peer Advies